EiB header publiek

Het heden en verleden van Eindhoven

Responsive Navigation
Google Maps

Uw selectie...

Fotonr.:

250

Bijdrager:

Jaar:

1992

Stadsdeel:

Strijp

Buurt:

612 Philipsdorp

Straat:

Strijpsestraat

Onderwerp 1.:

Woonpanden en boerderijen

Onderwerp 2.:

Woonhuizen-Strijp

Onderwerp 3.:

Strijpsestraat

Een reactie op deze foto insturen


Ik heb de algemene voorwaarden gelezen en akkoord bevonden

image




  • facebook
  • twitter
  • img
Woonhuizen familie Elias

Beschrijving

Deze grote herenhuizen op de hoek Willemstraat met de Strijpsestraat zijn gelukkig gespaard gebleven. Ze waren eigendom van de familie Elias, van de hier tegenover liggende textielfabrieken. Prachtige woningen met een héél diepe achtertuin. Helaas zijn de kleuren van de daken en de voordeuren niet meer gelijk. Volgens een provinciaal register zijn deze woningen rond 1870 gebouwd.


Geplaatst op

13-05-2005

Reacties:

Datum: 17-06-2006
Naam: Redactie EiB  

De geschiedenis van Joseph Elias (1811-1891) de stichter van de onderneming. Elias, Joseph, textielfabrikant (Hannover 5-6-1811 - Strijp 19-4-1891). Zoon van Matthias Elias, graanhandelaar en Bettij Praeger. Gehuwd op 2-7-1834 met Johanna de Jongh, winkelierster. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 zoon en 1 dochter die jong overleden, 4 zoons en 2 dochters geboren. Joseph Elias groeide op in een traditioneel joods milieu in een plattelandsstadje bij Hannover. Op negentienjarige leeftijd kwam hij naar Nederland, waar hij dienst nam in het leger. Als fuselier bij het veldleger, gekantonneerd in Noord-Brabant, maakte hij onder meer de Tiendaagse Veldtocht in augustus 1831 mee. Zijn aandeel in de krijgsverrichtingen tegen de opstandige Belgen leverden hem, naast een onderscheiding en de bevordering tot korporaal, ook het Nederlandse staatsburgerschap op. In mei 1834 verliet Elias de dienst en vestigde hij zich te Someren, in de Brabantse Peel. Het is aannemelijk dat de beoefening van de wolweverij in dit dorp van schapenhouders hem op het spoor heeft gezet van zijn verdere loopbaan. De familieoverlevering wil namelijk dat hij vlasgarens kocht in het naburige België, deze aan boeren-thuiswevers ter verwerking gaf, de weefsels daarna liet afwerken, om ze vervolgens zelf te verkopen. Zijn vrouw, een uit deze streken afkomstige winkelierster, was hem daarbij tot grote steun. Omstreeks 1838 verhuisde het echtpaar naar Heusden, dat bekend stond om zijn tolerante houding tegenover de joden. Hier bracht Elias, ingeschreven als commissionair, zijn werkzaamheden als beginnend textielentrepreneur tot verdere ontwikkeling. Omstreeks 1840 ging hij een compagnonschap aan met de te Heusden gevestigde M. Broekhuijsen (waarschijnlijk een familielid van zijn vrouw) voor de handel in linnen garens en het weven en verkopen van linnen goederen. Nadat in oktober 1853 aan deze samenwerking een einde was gekomen, trad Elias op als zelfstandig linnenfabrikant en -koopman in Stratum bij Eindhoven, een centrum van boeren-linnenweverij. Twee van zijn kinderen, later in het bedrijf werkzaam, had Elias tevoren bij een linnenfabrikant aldaar gehuisvest. Het accent van zijn werkzaamheden lag op de handel. Zijn 'Magazijn van linnen garens' was een zeer bescheiden bedrijfje met slechts één of twee arbeidskrachten. Waarschijnlijk was het vooral een opslagplaats voor de garens die hij uitbesteedde aan de thuiswevers en voor de eindproducten die hij van hen terugkreeg. Toch kocht hij al voor aanzienlijke bedragen niet-gespecificeerde goederen (waarschijnlijk garens) in Elberfeld en Manchester, terwijl zijn verkoopactiviteiten zich over het gehele land uitbreidden. Hij bezocht zelf zijn afnemers, meestal kleine winkeliers, maar ook bekende klein- en groothandelaars. Een beslissende stap op het industriële pad zette Elias in maart 1856, toen hij een leegstaande fabriek met huis en grond kocht in het dorpje Strijp in de buurt van Eindhoven, niet ver van het voor het spoelen van het linnen erg belangrijke riviertje de Gender. Het bedrijfje in Stratum werd opgeheven en Elias verhuisde met zijn gezin van Heusden, waar hij al die tijd was blijven wonen, naar de woning op het fabrieksterrein. Zowel de omvang van zijn bedrijf als het aantal arbeiders dat hij in dienst had (21 in 1867), breidde zich geleidelijk uit, waarbij Elias profijt kon trekken van een plotselinge opleving van de linnenmarkt omstreeks 1860. Het merendeel van de weefsels werd in die tijd nog steeds door thuiswevers geproduceerd; de fabriek zelf werd gebruikt voor de voor- en nabewerkingen en voor de expeditie. In deze jaren zag Elias zijn inspanningen beloond met de eerste van een groot aantal onderscheidingen voor zijn producten op nationale en internationale nijverheidstentoonstellingen. Tot 1868 had Elias de onderneming persoonlijk geleid. Op 25 juni van dat jaar ging hij echter een vennootschap onder de firma J. Elias aan met drie van zijn zoons. Hij zelf kon nu zijn aandacht richten op de technologische vernieuwingen binnen het bedrijf. Zo werd in 1869/1870 de eerste stoommachine geplaatst, een primeur voor de linnenweverij. De tijd van het thuisweven ging daarmee voorgoed tot het verleden behoren. Ook fabriceerde het bedrijf niet langer uitsluitend linnengoed; er werden nu ook katoenproducten vervaardigd. Deze goederen (een assortiment van tafellakens, servetten, beddenlakens, hand- en keukendoeken) vonden hun afnemers voornamelijk in het binnenland, waarbij orders van overheidsinstellingen een belangrijke plaats innamen; een deel van de producten ging naar Nederlands-Indië. Als goed koopman begreep Elias de waarde van een koninklijke onderscheiding. Op eigen verzoek mocht het bedrijf vanaf 1874, nadat het gemeentebestuur van Strijp zich lovend over hem, zijn onderneming en zijn producten had uitgelaten, het koningswapen voeren. Sindsdien droeg het bedrijf de firmanaam Stoom Linnen Fabriek Willem III Koning der Nederlanden. De aanzienlijke investeringen die nodig waren voor een onafgebroken reeks van moderniseringen en uitbreidingen, werden door de onderneming geheel uit eigen winsten gefinancierd. Reserves placht Elias te beleggen in grond. Slechts éénmaal moest hij door een bank met een krediet worden geholpen. Het mag kenmerkend voor zijn persoon worden genoemd dat Elias deze firma, die bereid was bij te springen toen andere banken zich minder toeschietelijk toonden, steeds trouw is gebleven. De arbeidsvoorwaarden in het bedrijf kunnen relatief bevredigend worden genoemd. Veel van Elias' arbeiders (135 in 1875) waren jarenlang bij hem in dienst. Hij was waarschijnlijk de eerste fabrikant in de regio die een ziekenfonds voor zijn personeel instelde. Ook wat de bouw van arbeiderswoningen betreft, die in de jaren zeventig ter hand werd genomen, mag men zijn beleid vooruitstrevend noemen. Op maatschappelijk terrein toonde Elias zich eveneens bijzonder betrokken en actief. Zo werd hij in 1870 lid van het Comité van het Roode Kruis in het arrondissement Eindhoven, dat zich ten doel stelde geld bijeen te brengen voor de verzorging van de gewonden van de Frans-Duitse oorlog. Verder was hij een van de eerste leden van de sociëteit 'Amicitia', die na 1870 de bakermat zou vormen van het non-conformisme, zo typerend voor een deel van de bovenlaag van de Eindhovense bevolking. In juli 1875 behoorde Elias met twee van zijn zoons tot de oprichters en financiers van het Departement Eindhoven der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, dat zich de totstandkoming van niet-confessioneel onderwijs ten doel stelde. De levensloop van Joseph Elias getuigt van ondernemersgeest en commercieel inzicht in combinatie met een conservatief financieel beleid. De technologische eisen die de moderne industrie stelde, werden door hem als een der eersten onderkend. Terecht kan hij gekarakteriseerd worden als een der allochtone ondernemers, die zeer veel heeft bijgedragen tot de vernieuwing van het economisch klimaat in Noord-Brabant. Toen Elias zich op 29 april 1875, slechts 64 jaar oud, uit de vennootschap terugtrok, liet hij zijn zoons een bedrijf na met een actieve waarde van ruim ? 405.000 en een jaaromzet van bijna gelijke grootte. Volgende generaties zouden het familiebedrijf uitbreiden tot een expansief textielconcern met dochterondernemingen, dat tot in de tweede helft van de 20e eeuw een vooraanstaande plaats in het Nederlandse bedrijfsleven innam.
Bron: www.inghist.nl


Datum: 20-08-2007
Naam: Gosgerbo  
img

Familie Elias heeft ook vooraan op de Willemstraat gewoond. Het huis stond in verbinding met een schelledraad naar de chauffeurswoning aan de Heilige Geeststraat.


Datum: 23-03-2009
Naam: Frans Nijsten  
img

Achter deze enorme huizen was ook een enorme tuin, die reikte tot aan de Schouwbroekseweg en geheel ommuurd was, ook aan de zijde van de Draaiboomstraat. Er stonden in de tuin veel fruitbomen, waarvan wij regelmatig een appeltje meepikten na over die muur geklommen te zijn.


Datum: 21-02-2016
Naam: Eelke Jager  
img

In de jaren 50 woonde in het rechtse huis de bedrijfsleider van de Elias-fabriek, wiens naam mij ontschoten is. Ik was bevriend met Jaap van Suchtelen die met zijn ouders in het linkerhuis woonde. Zijn vader, jhr. dr. ir. Van Suchtelen, werkte op het NatLab van Philips.


Datum: 09-05-2020
Naam: Paul van der Cingel  
img

Eelke, misschien kan ik je aan de naam helpen. Op de lagere school zat er een meisje bij mij in de klas dat, als ik mij niet vergis, in het linkerhuis woonde. Haar achternaam was Poelma.